COVID-19 update: Herintroductie N-antistoffen assay
We worden de laatste tijd meer en meer geconfronteerd met de vraag om bij COVID-19 een onderscheid te maken tussen post-vaccinatie en post-infectie antistoffen. Omdat dit niet mogelijk is met de S-antistoffen, herintroduceren we de N-antistoffen assay.
In dit artikel:
Situering
De SARS-CoV-2 pandemie blijft maar doorrazen en ons in de ban houden. Gelukkig is het hoogtepunt van de vijfde golf bereikt en kunnen we richting zomer een normalisatie van het dagelijkse leven verwachten. Hopelijk is er in onze populatie een hoge graad van immuniteit opgebouwd hetzij door de hoge besmettingsgraad van de ‘Omikronvariant’ of door de succesvolle boostercampagne (‘de derde prik’). Deze opgebouwde immuniteit zou in de komende maanden moeten volstaan om een nieuwe grote COVID-19 opstoot te voorkomen.
Werking antistoffen
Zoals gekend, bestaat de opgebouwde weerstand uit een humoraal (antistoffen) en een cellulair (T-cellen) antwoord. Evaluatie van deze laatste is nog niet mogelijk in het routinelaboratorium. Antistoffen kunnen wel bepaald worden. Hierbij is het wel belangrijk te weten dat seroconversie niet steeds gepaard gaat met een vermindering van de virale lading en dat niet alle antistoffen neutraliserend zijn.
Zo correleren de door ons geanalyseerde S-antistoffen het best met deze neutraliserende antistoffen aangezien ze gericht zijn tegen het RBD (Receptor Binding Domain)-gedeelte van het Spike glycoproteïne waarmee SARS-CoV-2 zich bindt aan de ACE-2 receptor van de humane gastheercel. De nucleïnezuur-vaccins hebben dit S-RBD als target eiwit.
Bijgevolg kunnen zowel een natuurlijke infectie als een vaccinatie dergelijke antistoffen genereren. Seroconversie kan echter uitblijven bij non-responders (post-vaccinatie) of bij mensen met zeer milde symptomen (bij natuurlijke infectie). Exacte gegevens ontbreken momenteel nog om op basis van de bereikte titers de immuniteitsduur te bepalen of te voorspellen. Uiteraard zullen hogere waarden meer bescherming bieden en zal een tijdsafhankelijke daling (waning immunity of immunosenescentie) mogelijk de oorzaak zijn van nieuwe opstoten.
Wegens de opkomst van sterk gemuteerde VOC’s (variants of concern) vermoedt men dat hogere titers zelfs noodzakelijk zullen zijn om besmetting te voorkomen of bescherming te bieden. Om een serologisch onderscheid te maken tussen post- vaccinatie of post-infectie kunnen we deze S-antistoffen niet gebruiken. Ook laten ze niet toe, bij afwezigheid van een RT-PCR-resultaat, te bepalen of een gevaccineerde een infectie heeft doorgemaakt.
Herintroductie N-antistoffen assay
Om dit serologisch onderscheid te kunnen maken, herintroduceren we daarom de N-antistoffen assay. Deze meet op semi-kwantitatieve wijze de (vermoedelijk niet-neutraliserende) antistoffen tegen het nucleocapside van SARS-CoV-2, dat geen target eiwit is van de nucleïnezuur- en recombinant spike-vaccins. Na infectie seroconverteren deze wel.
Het antistofverloop is identiek aan dit van de S-antistoffen waarbij de meeste immuuncompetente mensen na +/- 2 weken seroconverteren (zie grafiek hieronder). Meestal doen IgM en IgG dit gelijktijdig zodat een onderscheid tussen beide maken geen zin heeft. Onze assay detecteert zowel IgM, IgA als IgG. De gemeten N-antistoffen geven dus enkel een indicatie van doorgemaakte infectie en geven geen uitsluitsel over beschermende immuniteit terwijl de S-antistoffen dit mogelijk wel zullen doen.
Detection unlikely a : Opsporing vindt alleen plaats als patiënten proactief worden opgevolgd vanaf het moment van blootstelling.
PCR – likely negative b : Meer kans op een negatief dan een positief resultaat bij PCR van een nasofaryngeale swab.
Hoe aanvragen?
Hoe aanvragen? |
|||
Indicatie | Gewenste test | Digitaal aanvraagformulier | Papieren aanvraagformulier |
Vaccin | S-antistoffen | SARS-CoV-2-S AL
(infectie + vaccin) |
SARS-CoV-2-S AL aanvinken onder ‘Serologie’ |
Infectie | N-antistoffen | SARS-CoV-2-N AL
(infectie) |
Manueel bijschrijven achteraan in het veld ‘Andere analysen’ |